Op stap met de mannen

- De Maginotlinie
- De Obersalzberg
- Concentratiekamp Dachau
- Neurenberg
- Thuis ver van huis 
 
 
2 juni 2005. Ik was al wat eerder naar buiten gegaan en had afgesloten. De vogels waren druk in de weer, terwijl de rest van de wereld nog sliep. Ik had een paar storende onkruidpluimen uit de voortuin getrokken en stond klaar aan de wegrand, net zoals het jaar daarvoor en het jaar dáárvoor. Telkens op dezelfde trottoirband, half voor de oprit en half voor de tuin, de band die een hoekje miste.  
 
De ochtendlucht was heerlijk koel. De straat was leeg, het was al licht. In de verte hoorde ik een auto. Het was niet onze reisbus. Even later een nieuw motorgeluid. Het geronk zwol langzaam aan. Het voertuig remde en trok weer op. Een paar tellen later verscheen de bus om de hoek. De reis was begonnen. Hier had ik maanden naar uitgekeken.
Ik opende de schuifdeur en klom naar binnen. Een opvallend wakkere stem begroette mij. Jan zat achter het stuur, Paul en Rik zaten al in de bus. We reden door de verlaten straten naar Roermond om Eric, Sidney en Hans op te pikken. Daarna zette de chauffeur koers naar de autoweg. Het was amper zes uur, we waren nu echt vertrokken. 
 
Die ochtend was ik extra vroeg opgestaan. De reistas stond beneden in de huiskamer klaar voor vertrek. Ik had nog even mijn heuptas gecontroleerd. Paspoort, fotocamera en beurs. Alles in orde. Ik kon nu rustig bijkomen, met een kopje koffie op de bank. De Duitse nachttelevisie zond 'Die schönsten  Bahnstrecken' uit. Een half uur voorin meerijden met een trein, ergens ter wereld, blik op de rails en langzaam voorbijtrekkend landschap. Heerlijk om bij wakker te worden. 
 
Onze uitstapjes waren altijd tot in detail voorbereid. De dagplanning, de museumbezoeken, de overnachtingen en de avondinvulling, alles was doordacht en voorzien van de nodige documentatie. Toch was er ook voldoende ruimte voor uitloop en vrije tijdsbesteding. We wilden niet alleen maar met de Tweede Wereldoorlog bezig zijn. Ditmaal ging de reis naar Zuid-Duitsland: München, Dachau en de Berghof. Op de heenweg zouden we een aantal bunkers van de Maginotlinie bezoeken, op de terugweg Neurenberg. Een lange reis naar een aantal bijzondere locaties. 
 
Nadat ik mijn koffie had opgedronken, maakte ik een laatste ronde door het huis. De ramen waren dicht en de stekkers uitgetrokken, voor het geval het zou gaan onweren. Weer beneden gekomen trok ik mijn schoenen aan. Ik had een paar stevige zwarte werkschoenen, ooit  gekocht op een rommelmarkt. In de bunkers bij Verdun bleek het erg handig om goed schoeisel te hebben. Sindsdien droeg ik deze schoenen altijd op al onze reizen. De zolen waren van hard materiaal en vertoonden nauwelijks slijtage. Zij hadden al op heel wat slagvelden hun afdrukken achtergelaten. 
 
Na een paar uur reizen stopten we bij een wegrestaurant voor ontbijt. Na de eerste begroeting die ochtend was iedereen weggezakt in een slaperige stilte, starend naar de eindeloze autoweg en het landschap dat geduldig voorbij kroop. Nu kwam het gesprek op gang, boven een mok sterke koffie en een broodje. Vreemd genoeg vond ik dit een van de mooiste momenten van de reis. Het avontuur, waarnaar ik zo lang had uitgekeken, was begonnen en toch lag alles nog in het verschiet.
Een half uur later stapten we in en reden verder. De zon prikte door de ramen. Het zou een mooie dag worden. 
 
 
De Maginotlinie
Na een poos verlieten we de autoweg. Via kleine weggetjes kwamen we bij het eerste object,  een bunker van de Maginotlinie. De Maginotlinie was een immens bouwwerk. Een keten van bunkers en fortificaties. De bunker die wij bezochten had meerdere verdiepingen en lange gangen. Van buiten was het niet meer dan een betonnen wand tegen een berghelling, op een zonnige open plek in het  bos. Voorbij de ingang lag een compleet dorp. Door de hoofdgangen reed een treintje. Metalen wenteltrappen leidden ons naar de geschuttorens. 
 
 
 
Ruim een uur dwaalden we door de schaars verlichte, koude gangen. Een gids gaf bij sommige objecten een toelichting. Via een lange trap bereikten we de uitgang. Onze ogen moesten wennen aan het zonlicht, dat door het bladerendek op ons viel en onze huid weer opwarmde. Daar beneden was een heel andere wereld. Soldaten hadden er maanden geleefd en hadden dodelijke aanvallen moeten ondergaan. Nu floten de vogels vrolijk en genoten we van het heerlijke weer. 
 
 
 
We bezochten een tweede bunker. Naast de betonnen kolos stonden militaire vliegtuigen en voertuigen. Een loods was ingericht als museum. Een aantal verzamelaars had zich hier helemaal uitgeleefd. Naderhand fantaseerde ik met Eric over wat wij zouden doen, wanneer er in onze omgeving zo'n bunker zou liggen. Het zou een ideale locatie zijn om een museum te beginnen.
Laat in de middag arriveerden we in een klein Duits stadje, waar we zouden overnachten. De volgende dag vertrokken we naar Bergtesgaden. Het bleek nog een hele reis. Pas tegen de avond kwamen we bij ons hotel aan, bij een gehucht in de Beierse Alpen.
 
We vonden een restaurant op loopafstand. Het was een warme namiddag en dus namen we buiten op het terras plaats. Tegenover ons lag een hoge bergwand. Plots zagen we een gebouw op een van de bergpunten. Het was het Kehlsteinhaus, dat we de volgende dag zouden gaan bezoeken. Hier zaten we dan, achter een groot glas bier met uitzicht op Hitlers theehuis.  We besloten om buiten te eten en pakten daarna nog een paar pinten. Het Kehlsteinhaus werd een zwart silhouet tegen de donkerblauwe avondlucht en verdween uiteindelijk in de nacht.
De pullen bier, ook wel ‘Haolbes’ genoemd, gleden net iets te snel weg. Ik was vreselijk ziek die nacht, wat ik nog het vervelendst of meest vervelend vond voor Eric, met wie ik een kamer deelde.
 
 
 
De Obersalzberg
De volgende ochtend bezochten we de Obersalzberg en de Berghof. Eric, Paul en ik waren er al eerder geweest. Ik had toen een foto gemaakt van de plek waar Hitlers buitenverblijf had gestaan. Een stukje toegangsweg bood enig houvast. Toen ik later de foto's liet ontwikkelen bleek er een regendruppel op de lens van mijn camera te hebben gezeten. Precies op de plek waar het huis had gestaan zat een stervormige schim.
 
Ditmaal beklommen we de heuvel waar het huis had gestaan. De keermuur, die de berg achter het huis op zijn plaats moest houden, stond er nog. Voor de rest was het niet meer dan een begroeide helling. We probeerden ons voor te stellen waar het terras was geweest. Hier waren de beroemde kleurenbeelden van Eva Braun gemaakt, vrolijk schertsend met haar gasten en Hitler in gesprek met nazi-kopstukken. De bergen tegenover ons waren duidelijk herkenbaar van de filmbeelden. Halverwege de helling vond ik een aantal bakstenen van de opgeblazen Berghof. Ik nam twee stukken steen mee als aandenken, tot grote hilariteit van de anderen. 
 
 
 
Later die ochtend bezochten we de bunkers onder de Berghof en in de middag Hitlers theehuis. Een busreis bracht ons over een smalle kronkelweg hoger de berg op totdat we bij een parkeerplaats uitkwamen, waar tegen de bergwand een stenen tunnelingang lag. De fraai afgewerkte tunnel liep enkele tientallen meters de berg in en eindigde bij een lift. Twee bronzen deuren gaven toegang tot een volledig met koper versierde liftcabine. De lift bracht ons naar het Kehlsteinhuis.
 
Rondom het Kehlsteinhaus was het mistig. Het gebouw was opgetrokken uit massieve blokken steen. De grote kamer was ingericht als restaurant. Obers waren druk in de weer om de tientallen gasten, waaronder veel Amerikanen, te bedienen. De grote marmeren haard was het middelpunt van fotografie.  We dronken een kop koffie en gingen naar buiten. Aan de zijkant was een galerij, die bij goed weer een wijds uitzicht zou hebben geboden. We liepen naar het houten kruis op het hoogste punt van de bergkam. Tussen de mistflarden door keken we de diepte in. Hier had Hitler rondgelopen, die dezelfde beelden had gezien als ik nu en net zo onder de indruk moest zijn geweest. Een vreemde gedachte.
 
 
 
Concentratiekamp Dachau
De dag na het bezoek aan de Obersaltzberg vertrokken we richting München, waar we het KZ Dachau bezochten. In de plaats Dachau stonden tientallen routeborden die naar het voormalige concentratiekamp verwezen. Het was duidelijk dat de Duitsers niet wegliepen voor het verleden. 
Het concentratiekamp baadde in de zon. Er was een grote parkeerplaats aangelegd. Schoolkinderen liepen in groepen luid lachend over het terrein. Dat veranderde bij de verbrandingsovens. Ik stond stil voor het gebouw en probeerde mij de foto's voor de geest te halen, die de Amerikanen hier meteen na de bevrijding van het kamp hadden gemaakt. Het houten gebouw tegen de gevel was verdwenen. Daarnaast lag een stapel bleke lijken, tot vlak onder de ramen. 
 
 
 
Het gebouw lag er nu vredig bij. Toeristen liepen in en uit, in korte broek en kleurige t-shirts. Stil en onder de indruk van de nabijheid van de slachting die hier had plaatsgevonden. Het hoofdgebouw, de open vlakte waar de barakken hadden gestaan, de toiletgebouwen en de werkruimten, dat alles stemde tot nadenken. Maar dit gebouw, in een uithoek van het terrein, stond voor de volle betekenis van het concentratiekamp.
 
 
 
Neurenberg
Onze reis naar Zuid-Duitsland eindigde een dag later met een bezoek aan Neurenberg. Het grote theater was  ingericht als museum. Donkere bakstenen ruimtes bevatten verlichte vitrines met voorwerpen uit de tijd dat de NSDAP hier haar Reichsparteitagen hield. Banners met foto’s en teksten gaven een toelichting op de geschiedenis. Via een deur kwamen we op een balkon dat uitkeek op de immense binnenruimte van het theater. Het deed denken aan een voetbalstadion, opgetrokken uit helderrode bakstenen. 
 
Een bezoek aan de paradeterreinen zat er niet meer in. We hadden nog een lange weg te gaan tot thuis. Vele uren over de Duitse autowegen, waarvan de laatste in het donker. De reis duurde langer dan verwacht. Uitgeput arriveerden we thuis.
 
 
Thuis ver van huis
We zijn in totaal zeven maal op stap geweest, telkens voor vier of vijf dagen. We hebben eenmaal Zuid-Duitsland gedaan, tweemaal Normandië, tweemaal Berlijn en tweemaal Engeland. De reizen hadden altijd iets speciaals, maar ook iets vertrouwds. De humor, de grappen, de serieuze gesprekken. Door het lange reizen ontstaat een verbondenheid, al is het maar voor een paar dagen.  
 
We waren met een man of zeven, niet allemaal even geïnteresseerd in de Tweede Wereldoorlog, maar wel voldoende nieuwsgierig om mee te reizen. Het had natuurlijk ook iets van er even tussenuit zijn. En dan was er Sidney, een Brit van een jaar of zestig. Hij was altijd zichtbaar in zijn nopjes, vooral tijdens de reizen naar Normandië. Al fotograferend dwaalde hij nog wel eens van de groep af en raakte zoek. Rond 2010 overleed Sidney, maar hij bleef bij ons tijdens onze tochten. Het eerste glas bier dronken wij in zijn nagedachtenis.  
 
Het zijn vaak de kleine dingen die bijblijven. Zoals het wakker worden in een hotel. Tussen zeven en acht hoor je de douches in andere kamers. Je kijkt of je kamergenoot al wakker is en besluit wie het eerste de douche neemt. Beneden in de ontbijtzaal pruttelt de koffie en klinkt het servies. Slaperige stemmen mompelen zacht voor zich uit. Een paar mensen staat besluiteloos bij het buffet, de rest zit aan de tafels, haren nat en schoon overhemd. 
 
Na het ontbijt nog even terug naar de kamer, spullen pakken. Dan naar beneden en naar buiten. De zon vecht zich door de laatste resten ochtendnevel. Het is nog fris. Je ruikt het vocht in de lucht, terwijl we rustig naar de bus wandelen. Om ons heen komt de werkende wereld op gang. Vanaf maandag doen we weer mee, maar dit weekend even niet. De deur slaat dicht en de motor begint te ronken, op weg naar een volgende bestemming.