Al wat ouder (1980 - 1990)

- Fort Eben-Emael
- Mijn ontmoering met Heinz
- Dump Enex
- Hans uit Swalmen
- De dames Peeters
- De kennismaking met Eric
- Mijn slaapkamermuseum
 
 
Fort Eben-Emael
We vertrokken vroeg, op een zaterdagochtend in april 1985. Ik had nog niet zo lang een eigen auto. Mijn vader vroeg of ik wilde rijden. Dat hoefde hij geen twee keer te vragen. En dus waren we die ochtend vroeg op pad, eerst richting Roermond om nog twee oud dienstkameraden op te pikken en vervolgens richting Maastricht.
 
Mijn vader had dienst gedaan bij het Korps Commando’s. Ieder jaar kwamen de oudgedienden uit Limburg bij elkaar. Meestal tijdens een feestavond, maar ditmaal voor een internationaal treffen met para's uit België en Duitsland. Trefpunt was het fort Eben-Emael, ten zuiden van Maastricht. In een nabijgelegen zaal zou Hauptmann Wittzig een toespraak houden. Daarna stond een bezoek aan het fort gepland.
 
 
Wij arriveerden als een van de eersten bij de zaal in het centrum van het dorp, dat nog in een diepe slaap leek en die dag ook niet meer wakker zou worden. Al snel vulde de zaal zich met rode en groene baretten, en grijze uniformen.
Om 10 uur stipt begon het programma. Na een woord van welkom beklom een kwieke oude heer het podium. Hauptmann Wittzig sprak op typisch Pruisische toon, als stond hij voor zijn troepen. Achter hem een plattegrond van het fort. In korte staccato zinsneden ging hij in op de voorbereidingen en de eigenlijke aanval. Hij vertelde in detail welke eenheid welke koepel zou uitschakelen. Ongeveer 100 aanwezigen luisterden aandachtig.
 
Na de lunch bezochten we het fort, gelegen aan het einde van een klein weggetje tegenover de dorpszaal. We liepen door donkere gangen, aangetast door het vocht. Rondom de schaarse lampen had zich mos gevormd. De generatoren in machinekamer waren roestig, evenals de leidingen aan het plafond.
Veel indruk maakte de opgeblazen koepel. Alles lag er nog, zoals bijna 50 jaar geleden. Het trappenhuis was ingestort, het geschut zwaar gehavend. Roestige brokken metaal en verwrongen plaatstaal versperden de doorgang.
 
 
Na het bezoek aan het fort liepen we door de gracht en beklommen de heuvel achter de ingang. We bekeken de geschutbunkers en de koepels van de buitenkant. De veteranen, mannen op leeftijd, hielden zich goed. De zon scheen heet, nadat we eerder een paar uur in de kille bunker hadden rondgelopen.
Na het bezoek en een gezamenlijk diner namen we afscheid van elkaar. De Nederlandse commando’s namen nog een drankje in Geulhem. Even na middernacht waren we weer thuis, terug van een onvergetelijke dag. 
 
 
Ik was er onlangs weer, na 25 jaar. Het fort is opgeknapt door vrijwilligers. De gangen zijn gewit, er is verlichting en de machinekamer is als nieuw. Diverse kamers zijn ingericht, er is een restaurant en er is een klein museum aan het einde van de rondgang. Toch oogt alles authentiek. De geest van het fort is bewaard gebleven, een bijzondere prestatie.
 
 
Mijn ontmoeting met Heinz
Voorjaar 1985. In de pauze van ons bezoek aan Eben-Emael bezocht ik kort het toilet. Een oude veteraan droeg trots een speld op zijn revers. Ik sprak hem aan en vroeg of ik de speld wat beter mocht bekijken. Het was een miniatuur van een Fallschirmjäger-Springerabzeichen. Ik was diep onder de indruk. Op dat moment kwam een man de toiletruimte binnen. Hij zal een jaar of tien ouder zijn geweest dan ik. Hij behoorde tot de Duitse delegatie. Heinz was zijn naam. We raakten aan de praat. Hij verzamelde alles wat te maken had met de Fallschirmjäger.
 
Voor een beginnend verzamelaar als ik, was dat bijzonder boeiend. Natuurlijk vroeg ik of hij wel eens iets van de hand deed. Tot mijn verrassing sprak hij heel open over zijn verzameling. Het oorlogsverleden was geschiedenis. En ja, hij had regelmatig uitrustingsstukken en insignes in de verkoop. En dus reed ik een paar weken later richting Duitsland, op weg naar Heinz. Ik had mijn auto nog niet zo lang en de reis naar het buitenland was erg spannend.
 
In de woonplaats Langerwehe moest ik even de weg vragen, maar ik geraakte vrij gemakkelijk op het juiste adres. In de kelder stonden een paar poppen in uniform. In vitrinekasten lagen voorwerpen en hingen insignes. Op een stoel lag een uniformjas, Polizei zo bleek later, voor slechts 70 DM. Ik was er niet op berekend en liet het aan mij voorbij gaan. Jammer.
Ik ging uiteindelijk toch met een aardig wat voorwerpen naar huis. Een Affe, een Panzerkampfabzeichen, een Infanteriesturmabzeichen, twee veteranenspelden en een paar partijspelden en vier gezandstraalde reservelopen voor de MG34, het was een bijzondere  impuls voor mijn verzameling. 
 
Tot op de dag van vandaag bezoek ik Heinz twee maal per jaar, rond de zomer en met de kerst. We bekijken samen zijn collectie, terwijl zijn vrouw een smakelijke maaltijd bereidt. Het zijn gezellige avonden. En nog regelmatig kan ik bijzondere items aan mijn collectie toevoegen. 
 
 
Dump Enex
Het was het een zonovergoten hete dag in juni 1985. De woning stond op een lichte helling naast de weg. Ik weet niet meer hoe ik erachter was gekomen. In het gehucht Boekend bleek een heuse dumpzaak te liggen. *
 
In een lege garage stonden een paar dozen. Op mijn vraag naar Duitse spullen werd een broodzak en een naoorlogse veldpet tevoorschijn gehaald. Ik kocht ze beiden. De broodzak had een bladgroene kleur. Het was mijn eerste broodzak. Een typisch uitrustingsstuk dat alle Duitse soldaten droegen. 
 
Toen ik na een paar weken nog eens belde bleek de dumpzaak niet meer te bestaan.
  
 
Hans uit Swalmen
Najaar 1987. Ik was mijn reistas aan het inpakken toen de telefoon ging. Een reactie op mijn advertentie in de krant 'verzamelaar zoekt'. Ene Hans. Hij zei dat hij regelmatig Duitse uitrustingsstukken en helmen had. Het begon te kriebelen, maar ik moest me de volgende ochtend melden in 't Harde'. Ik was in opleiding voor militaire dienst.
We spraken af voor de vrijdagavond nadien. In een vrijwel lege garage lag op de grond een rij helmen. Duits, Engels, Nederlands. Daarnaast stonden kisten en lagen uitrustingsstukken. Het zag er goed verzorgd uit en de prijzen waren zeer redelijk. Ik kwam die avond thuis met een paar helmen en wat kleine voorwerpen.

Ik ging geregeld terug en mijn verzameling groeide gestaag. Nadat ik een paar jaar later Eric had leren kennen gingen we samen naar Hans. Een bezoek was niet alleen een koopmoment, het was ook een gezellige avond. Wel twintig jaar lang kwamen wij bij Hans over de vloer, soms 10 maal per jaar. Wij leerden zijn vrouw en kinderen kennen, er ontstond een vriendschapsband. 
Hans werkte als wapenmeester op een kazerne. Hij ontmoette zo veel mensen en had op die manier een gestage toevoer van militair materiaal. Hij maakte er een kunst van om alles tot in de puntjes te verzorgen. Hard geworden leerwerk werd weer soepel gemasseerd, metaal werd mooi opgepoetst en kisten werden voorzichtig schoongemaakt. Ouderwetse materiaalverzorging, met zorg en precisie.  
 
 
De dames Peeters
Op een dag ging de telefoon. Het zal in het vroege voorjaar van 1988 zijn geweest. Ik had een advertentie in de krant geplaatst 'verzamelaar zoekt spullen uit de oorlog'. Het was mevrouw Peeters. Een van de twee oudere vrijgezelle zussen, die in een huis om de hoek woonden. Zij hadden nog spullen uit de oorlog. 
 
Zaterdagochtend belde ik op het afgesproken tijdstip aan. Een bleek zonnetje scheen warm aan een koude, heldere hemel. Ik werd vriendelijk ontvangen. In de garage stonden drie metalen kisten en een doos met kabels en slangen. Van een neergestorte Spitfire, nabij Neer. Ook hadden zij de houten pilotenzitting, wat plaatwerk en een klein apparaatje, voor het 'doorschieten' van besturingkabels. Bij het vinden van dit apparaatje was de vader van de zussen zijn duim kwijt geraakt. En dan was er nog een Engelse veldtelefoon en een Duitse bajonet uit de Eerste Wereldoorlog. 
 
Die middag lag alles thuis op zolder. Mijn ouders hadden een kleine donkere zolder, in het midden nog geen twee meter hoog. De spullen lagen uitgestald op de houten vloer. Door het kleine dakvenster vielen bleke zonnestralen naar binnen. Het was stil in huis. Zwijgend keek ik naar mijn aanwinst. Alles klopte. 
 

   
De kennismaking met Eric
Voorjaar 1988. Zij hadden niet de juiste kleur, maar konden het wel bestellen. Ik wilde een Duits uniform maken en was op zoek naar de juiste stof. In een textielzaak aan de Graaf Gerardstraat in Roermond wezen twee vriendelijke verkopers mij op de mogelijkheden. 
Toen ik mij een week later weer meldde lag er een prachtige stof op de toonbank. Ik vertelde waarvoor het was en zij wisten mij te vertellen dat een paar deuren verderop, bij een lampenzaak, iemand werkte die ook een bijzondere interesse had in de Tweede Wereldoorlog. Nadat ik had afgerekend liep ik naar de lampenzaak. De verkoper kwam naar mij toe en vroeg beleefd of ik iets speciaals zocht. En zo leerde ik Eric Munnicks kennen.
 
We babbelden kort en spraken af om elkaars collectie te bezichtigen. Dat was het begin van een langdurige vriendschap. We bezochten met hoge regelmaat de Ardennen, daarna beurzen en vanaf 1996 jaarlijks een reis naar bekende slagvelden, waaronder Verdun, Normandië en Berlijn. 
Van het maken van een uniform is het nooit gekomen. Het bezoek aan de textielzaak heeft een hechte vriendschap opgeleverd. En die Duitse uniformjassen, die zijn er toch wel gekomen.
 
 
Mijn slaapkamer museum
Mijn slaapkamer was niet meer dan drie bij drie meter. Er stond een bed, een kast en een bureau. Een kleine ruimte, die nog kleiner zou worden. Ik had me ontwikkeld tot een verwoed verzamelaar en mijn verzameling groeide gestaag, vooral op het vlak van de helmen en uitrustingsstukken. Uniformen had ik in die eerste jaren nog niet, maar ook dat zou veranderen. Ik had de beurzen ontdekt en wat adresjes verzameld. Met enige regelmaat kwam er weer wat bij en moest ik op zoek naar ruimte.

Toen kwam de dag dat mijn kamertje al dat materiaal niet meer kon opnemen. Ik wilde de collectie niet naar de zolder of kelder verplaatsen. Daarvoor was mij het materiaal te lief. Mijn slaapkamer was een veilige bergplaats, maar veel te klein. Ik zocht een oplossing voor mijn luxe probleem. En na enig puzzelen ontstond het idee. Bij het verbouwen van de boerderij van mijn opa en oma waren houten balken vrijgekomen. Daarmee zou ik boven het bed een stellage kunnen bouwen.
 
Ik begon ontwerpen te maken en de kamer in te meten. Mijn ouders gaven mij met enige scepsis toestemming voor het project. Op het erf bij de voormalige boerderij timmerde ik de houten frames in elkaar. De grote delen waren ruim twee meter lang. Ik zocht een aantal balken zonder houtworm. Daarna kreeg de constructie een zwarte verflaag. Ik gebruikte silolak, de goedkoopste verf die ik kon krijgen, maar waarschijnlijk niet erg gezond voor op een slaapkamer.
 
Afbeelding invoegen

Op een warme zomeravond na het invallen van het donker heb ik de delen naar huis gedragen. Ik wilde er niet overdag mee over straat. Het was een wandeling dwars door het dorp. Met pijn en moeite sleepte ik de lange constructies thuis de trap op. Ik moest dat in stilte doen om mijn ouders niet te verontrusten. Ik wilde uitstralen dat ik het allemaal goed doordacht had en dat er niets stuk zou gaan. En na een wandeling of vijf stond alles lukt op mijn kamertje.

De volgende dag was een warme zomerdag. Ik zou de constructie gaan opbouwen. Het raam stond open en een zoete zomerlucht stroomde naar binnen. De constructie knelde een beetje maar zat daardoor goed stevig tegen de muur. De radio speelde vrolijke zomermuziek. Met montagekit en nog wat extra spijkers kreeg het bouwsel vorm. Ik genoot van iedere minuut. Halverwege de bouw nam ik een kop koffie en droomde even weg.
 
Afbeelding invoegenAfbeelding invoegen

Tegen de avond was alles klaar en kon ik nog wat verf bijtippen. De dag daarna werden de spullen ingeruimd. Alles paste precies. Ik was trost op mijn werk. De collectie kwam tot leven. Mijn eerste museum. Ik wilde het resultaat aan iedereen laten zien, maar dat kwam er uiteindelijk niet van. Een paar vrienden en wat kennissen zijn langs geweest, maar het bleef uiteindelijk maar een klein slaapkamertje op de eerste verdieping.
 
Afbeelding invoegenAfbeelding invoegen
 
Na een jaar bleek dat ik nieuwe ideeën nodig had. De verzameling had zich verder ontwikkeld. Ik trok de kast een halve meter van de muur, waardoor achter de kast een extra bergruimte ontstond. Van schuimmatten maakte ik wandjes. Door strippen foam op de matten te plakken ontstond het beeld van bakstenen muren. Het geheel kreeg een zwarte kleur, zodat het er robuust uitzag.
 
Afbeelding invoegen

De ingang naar de ruimte achter de kast voorzag ik van een halfronde rollaag. Een Middeleeuwse doorgang naar een geheime kamer. In andere hoeken van de kamer ontstonden soortgelijke bouwsel en voor de uniformjassen knutselde ik een slagboom in elkaar, die als kledingrek diende. Mijn kamer kreeg een spannende en tegelijkertijd toch knusse uitstraling. Het was mijn plekje, ik kon er helemaal tot rust komen.
 
Afbeelding invoegenAfbeelding invoegen

Er kwamen extra rekjes en plankjes bij en boven het hoofdeind van mijn bed hing een klein kastje waarin ik de insignes bewaarde. De verzameling groeide en ik wist telkens weer een gaatje te vinden waar ik iets kon opbergen. De kamer behield zijn intieme uitstraling, tot aan het moment dat ik het huis verliet om op mezelf te gaan wonen. Ik had meer ruimte voor mijn verzameling, maar ik was ook iets kwijt geraakt. Het intieme en knusse karakter van mijn kleine slaapkamertje.  
 
Pas vele jaren later zou ik dat weer terugvinden, nadat de collectie sterk gekrompen was tot op een paar dierbare spullen na. Kleinoden die voor mening verzamelaar van weinig waarde zijn, maar des te meer bij mij horen. Ik realiseerde mij dat verzamelen meer is dan spullen bij elkaar zoeken en bestuderen. Verzamelen is het antwoord op een zoektocht. De inkleuring van een onduidelijk verlangen of misschien wel een poging tot zingeving. Wie zal het zeggen?