Militaire dienst
- Het artillerie schietkamp ASK
- De eerste schietoefening
- Kerst 1986
- De iverpolaatsing
- Het gehucht aan de rivier
- Moe
- Het afzwaaien
Lichting 86/5
Het artillerie schietkamp ASK
We zaten tegenover elkaar op ongemakkelijke houten bankjes en werden ruw door elkaar geschud. De motor huilde hees, terwijl de drietonner langzaam vooruit kroop over een hobbelig bospad. Ik had vaak met bewondering naar dit voertuig gekeken. De stompe neus gaf de drietonner een bijzondere uitstraling. En nu zat ik erin, op weg naar het onbekende. Die ochtend stonden we nog op station 't Harde. Niet veel meer dan een perron met links en rechts een spoor. Een groep jongens die elkaar nooit eerder had ontmoet en die allemaal één ding gemeen hadden, niemand wist wat er zou gaan gebeuren.
Even later stopte een groen Volkswagenbusje. De chauffeur vroeg wie er naar het ASK moest. De eerste acht personen konden instappen. Na een half uur was iedereen in de kazerne en moesten we ons in rijen opstellen. Een luitenant heette ons welkom en wees ons naar ons kwartier. Een simpel flatgebouw van twee etages, gelegen aan de rand van de kazerne, tegen de bosrand. Daarna moesten we ons melden bij de foerier aan de overkant van de weg. Een laag langgerekt bakstenen gebouw uit de jaren dertig, met fraai gevormde ramen, stenen ornamenten en sierlijke daklijsten. We kregen onze gevechtskleding en uitrusting.
Sommige jongens baalden van de militaire dienstplicht maar de meesten ondergingen het gelaten, net zoals ik. Mijn vader was bij het Korps Commando's geweest en ik had een paar oudere neven die beroepsmilitair waren. Militaire dienst hoorde erbij. En gezien mijn hobby vond ik het ook wel spannend. Ik had mijn halve jeugd met bewondering naar soldaten en legervoertuigen gekeken.
Ik herinner mij de zonnige ochtend waarop in de Dorpsstraat een colonne militaire vrachtwagens stopte. Als klein jongetje stond ik aan de overkant toe te kijken. Het zal een paar jaar later zijn geweest toen een vriend opgewonden aan kwam rennen. Kom snel, er rijden tanks door het dorp. We zagen nog net de laatste voertuigen voorbij rijden. De colonne had veel mensen op de been gebracht.
Een paar kilometer van ons dorp, in de bossen, lag een militaire schietbaan. Door de week echoden de geweerschoten over de velden. Tijdens de lessen op school was het mitraileurvuur duidelijk hoorbaar. Af en toe werden we opgeschrikt door de straaljagers, die met een oorverdovend kabaal overvlogen. Ze waren gelegerd op een Britse basis, net over de Duitse grens.
Het leger was overal tijdens mijn jeugd, nu was het mijn beurt om soldaat te zijn. Nadat we ons hadden omgekleed gingen we naar de wapenkamer. We kregen een UZI. Vanochtend was ik nog een gewone schoolverlater en nu stond ik hier met een machinepistool. Soldaat Van de Hurk, een vriendelijke Brabander, klein van stuk, liet de UZI op de grond vallen. Hij lachte zenuwachtig. We liepen gekleed als soldaten, maar wij waren het nog lang niet.
De drietonner bracht ons naar een oefenterrein aan de overzijde van de kazerne. Op een open veld moesten we een paar boogtenten opzetten. Hier zouden we de komende twee weken vertoeven. We waren afgesloten van de buitenwereld. Iedere ochtend mochten twee jongens de krant lezen en tijdens het appel het belangrijkste nieuws met ons delen. Er volgde een intensief programma waarin we onder meer boomstammen op de schouders moesten verplaatsen en nachtelijke marsen liepen. Om beurten droegen we de zware MAG-machinemitrailleur.
Tijdens die eerste twee weken leerden wij elkaar beter kennen en raakten vertrouwd met de militaire gebruiken. De oefeningen legden de kiem voor leiderschap, tactisch inzicht en doorzettingsvermogen. Er werd gewerkt aan discipline en teamvorming. In die twee weken werden we soldaat en ontstond de eerste kameraadschap. Maar wat me het meest bezighield is dat ze thuis al twee weken niets van mij hadden gehoord.
De eerste schietoefening
Vijftig naar links, honderd naar achteren. Pof. Een klein grijs wolkje stijgt op. Richting goed, vijftig naar achteren, uitwerkingsvuur. Ffff. Het wolkje mislukte, maar het vuur lag goed. Toen het licht aanging zagen we hoe oud het simulatiebord was. Kleine houten huisjes, kunstgras en boompjes. De verf liet al behoorlijk los. Een afgeleefd landschap op een bord van een paar vierkante meter. De luitenant was tevreden. We hadden onze eerste schietoefening goed gepresteerd. Buiten stond een M109 te bulderen.
We werden opgeleid tot voorwaarts waarnemer bij de artillerie. In de eerste weken werden we verdeeld: jongens die geschutscommandant zouden worden en jongens die als waarnemer zouden worden opgeleid. De luitenant feliciteerde ons met de verantwoordelijke baan en vertelde er en passant bij dat de levensverwachting van waarnemers in oorlogstijd hooguit een kwartier was. Wij zaten daar niet zo mee, zolang het maar geen oorlog werd.
Kerst 1986
Dik ingepakt, de das (of sjaal) over neus en oren, liepen we door 20 cm maagdelijke sneeuw. Het was voorbij middernacht. Het ASK was uitgestorven. De sneeuw kraakte onder onze laarzen. Met zijn tweeën liepen we onze wachtbeurt, een afgesproken route. Daarna konden we weer opwarmen in het wachtlokaal.
Halverwege de patrouilletocht lag een groot nostalgisch gebouw aan het schietterrein. De sneeuw glinsterde in het schijnsel van de buitenverlichting. We liepen over het terras en staken de weg over naar de rand van het schietterrein.
Voor ons lag een uitgestrekt dal. Door de sneeuw konden we ver in het nachtelijk donker kijken. De wind ruiste zacht onder de rand van de helm. We staarden over de vlakte, in het niets. Een hemelse rust maakte zich van ons meester. De stilte was overweldigend.
We baalden toen we drie weken eerder onze namen op de lijst zagen staan. Niemand wilde met kerst wachtlopen. Toch was dit een bijzondere ervaring. De sneeuw lag als een vredige deken over de verlaten kazerne. Er waren twee koks die een heerlijk kerstmaal hadden bereid. We mochten aanschuiven in de officiersmess.
We vervolgden onze route over het uitgestrekte kazerneterrein. Een paar minuten later namen we via de portofoon contact op met de wachtcommandant. Alles was dik in orde.
De overplaatsing
Het jaar 1987 begon met de overplaatsing naar Seedorf. Het was Peter, Roy en mij gegund om de parate dienst in Duitsland te doen. We werden ingedeeld bij de 41ste Afdeling Veldartillerie, kortweg 41 AVA.Vanaf het station in Zwolle reed een militaire bus naar de kazerne. De reis duurde een paar uur en werd onderbroken voor een patatje-schnitzel, ergens halverwege in een wegrestaurant.
In Seedorf hadden ze kennelijk niet op ons gerekend. De eerste twee weken werden we ondergebracht in een hotel in Zeven, een dorp in de buurt. Geen verkeerd leven. Na een rustig ontbijt werden we opgehaald. We arriveerden net te laat voor het ochtendappel.In die eerste weken maakten we kennis met de kazerne en kregen we een voertuig toegewezen. Een YPR met chauffeur en boordschutter. Wij waren opgeleid tot wachtmeester voorwaarts waarnemer. Daarnaast had ieder voertuig nog een luitenant waarnemer. Ieder voertuig had dus een bemanning van 4 personen, die de komende 12 maanden bij elkaar zou blijven.
Het leven in Seedorf was wisselend. Vanwege de afstand waren we meestal 3 of 4 weken op de kazerne, om vervolgens een week thuis te kunnen zijn. We hadden geregeld meerdaagse oefeningen. Dan reden wij heel wat kilometers met het 42e Pantserbattaljn, aan wie wij vuursteun moesten verlenen.Tussen de oefeningen door waren we redelijk vrij in ons doen en laten. Behalve onderhoud hadden wij geen concrete opdracht. Na het ochtendappel hielden wij ons bij het voertuig of in de instrumentenkamer op. Maar vaak genoeg gingen we ook naar het HMT, KMT of PMT. De tehuizen lagen net buiten de afrastering van de kazerne.
Het gehucht aan de rivier
Achter de kazerne lag een klein gehucht. Op vrije momenten gingen we zwemmen in de rivier, die voorbij het dorp stroomde. We gingen door de achterpoort naar buiten en liepen een smal weggetje af. Het gehucht lag erbij als 100 jaar geleden. Klassieke boerderijen met grote schuren, robuust gemetselde panden gelegen rond een grasveld met dikke bomen. Links en rechts een paar zijwegen met nog een paar boerderijen.
Telkens wanneer we over de bochtige weg langs de boerderijen liepen vroeg ik mij af of er nog iets uit de Tweede Wereldoorlog achtergebleven zou zijn. Doch die kans was klein. Er zullen in de loop van de jaren duizenden militairen in Seedorf hebben gelegen met dezelfde interesse als ik. Misschien had ik toch gewoon wat mensen moeten aanspreken. Mijn Duits is prima verstaanbaar. Het is er nooit van gekomen. Maar de gedachte dat ergens op een zolder nog een helm kan liggen of een kist kan staan, fascineert mij nog steeds.
Moe
Ik lag lui in het laadruim van de Landrover. Het canvasdoek bewoog in de wind. Ik dacht aan de catalogus die ik pas had ontvangen van een Duitse handelaar in uniformen, uitrustingen en insignes. Afgedrukt op A4 en gevouwen tot een boekje. Er stonden tientallen jassen en broeken in, van standaard feldgrau tot camouflage. Gigantische prijzen, dat wel, maar ik bekeek het met interesse. Hoeveel zou er nog bij mensen thuis hangen.
De Landrover reed door een bevroren landschap, ergens in Noord-Duitsland. We hadden zojuist een oefening afgerond. De jongens vertrokken richting kazerne, dik twee uur rijden. Ik kreeg een lift. We zochten allemaal manieren om zo snel mogelijk terug te keren naar de warmte, een douche en een bed. Ik was verdoofd door de vermoeidheid. We waren ruim een week onderweg geweest. Weinig slaap, de herrie in het voertuig en het doorlopend alert zijn op vijandelijke bewegingen.
Langzaam minderde de Landrover vaart. Paspoortcontrole aan de kazernepoort. Ik mocht blijven liggen. Voor het verblijfsgebouw klom ik stijfjes uit de laadruimte en bedankte de chauffeur. Ik sjokte tussen de gebouwen door naar de verblijven voor de onderofficieren. De hal rook naar thuis. Het gebouw was uitgestorven. De anderen waren nog onderweg. Ik heb ze niet meer horen thuiskomen.
Een vrieskoude herinnering
Een laag witte rijp bedekt het gras, de bestrating fonkelt in het schijnsel van de straatverlichting. Boven mij een eindeloze sterrenhemel. Ik liep over een verlaten weg naar de plaat. Het was even na middernacht. De ramen van de gebouwen van onze batterij waren donker. Voor mij zag ik het silhouet van de voertuigenloods. De lucht was bevroren, het ademen lastig. De ijzige kou trok de huid van mijn gezicht strak en verkrampte mijn spieren.
Aan de overzijde van het grasveld startte een voertuig. Een witte rookpluim dreef laag over de grond. De motor hoestte zwaar en had even nodig om op gang te komen. Een diep gegrom klonk door de nacht, om even later weer te doven. Ik werd me nu pas bewust van de stilte. Geen wind, geen ruisende bladeren, geen auto's, geen stemmen, helemaal niets. Mijn voetstappen knarsten op het asfalt.
De kou begon stilaan door mijn kleding te trekken. Toch genoot ik van dit moment. De rust en verlatenheid, de schittering van rijp en de open sterrenhemel. Mijn handen deden pijn toen ik met kracht de grendel van de YPR overhaalde. Een luide klik galmde over de plaat. De deur opende traag. Ik deed de binnenverlichting aan en liet me op het bevroren bankje zakken. Onmiddellijk stroomde de temperatuur uit mijn lichaam.
Ik legde de helm naast me neer en haakte mijn uitrusting los. Mijn gewrichten waren stijf. Buiten was het nog steeds donker en muisstil. Het zou een ellendig koude dag worden, gedragen door een warme herinnering aan mijn militaire diensttijd.
Het afzwaaien
Het was een stralende winterdag, eind december 1987. Een strak blauwe lucht en een bleek zonnetje zorgden voor een vriendelijk decor. Ik schudde de hand van Roy. Peter zou met mij meerijden naar Venlo, waar hij de trein naar huis zou nemen. We beloofden contact te houden. Bij het uitrijden zagen we Johan Scheffer. Hij had bijgetekend. Voor ons begon een nieuw leven, hij zou de komende maandag weer op appel staan. De zon verwarmde de auto. We spraken nauwelijks met elkaar. Onze gedachten waren bij de toekomst. Ik zou na de kerstdagen beginnen bij het Landbouwschap in Roermond. Mijn eerste baan.
Ergens op de Duitse autoweg, ongeveer honderd meter voor ons, schoot plots een kleine auto wild van links naar rechts over beide rijstroken, draaide om zijn as en kwam tegen de middenrail tot stilstand. De bestuurder zat versuft achter het stuur toen we voorbijraasden. Op de een of andere manier maakte het voorval weinig indruk. De zon bescheen het wegdek en zorgde voor een warme glans. Het was een vriendelijke dag. Niets kon dat beeld verstoren. We waren op weg naar huis, voor de laatste keer.
Op het station in Venlo nam ik afscheid van Peter. Na de diensttijd hebben we nog vele jaren kerstkaarten uitgewisseld. Ik was aanwezig bij het huwelijk van Peter, en later ook bij dat van Roy. Het contact met Peter ging ergens in de tijd verloren. Met Roy heb ik nog een goed contact, zoveel jaren na 86/5.