De Ardennen

- De eerste kennismaking
- Honderd tochten, duizend herinneringen
- De Ardennen als een tweede thuis
- Vielsalm, een vriendelijk dumpzaakje 
- La Marche, Shop Americain in hartje Ardennen
 
 
Vanaf 1987 ging ik geregeld naar de Ardennen. Vanuit Limburg is het maar anderhalf uur rijden tot La Gleize en een half uurtje extra tot in Bastogne. Ik bezocht er musea en ondekte authentieke winkeltjes, waar nog van alles te ontdekken viel.
 
De eerste kennismaking 
In 1986 maakte ik voor het eerst kennis met de Ardennen. We hadden thuis geen auto en ik had mijn eerste auto verkocht. Dus maakte ik een fietstocht. Ik had er lang naar uitgekeken en was er helemaal klaar voor. Ik had een boek gelezen over de slag bij Bastogne en een landkaart van de Ardennen gekocht. Mijn fiets was omgebouwd door een krukje omgekeerd op de bagagedrager te bevestigen. Tussen de poten van het krukje kon ik mijn rugzak kwijt.
 
Op dinsdag 15 juli 1986 om 05.00 uur begon de reis. Toen ik het dorp uitreed verschenen aan de horizon het eerste licht. Ik herinner mij de frisse nachtlucht, de zoete geur van vers gehooid gras en de zachte bries in mijn gezicht. De wereld sliep nog. De komende uren zou het stil blijven. Ik was op weg naar de Ardennen, een reis naar het verleden, op zoek naar de sporen van een veldslag. Ik had geen idee wat ik zou gaan aantreffen. 
 
Mijn zoektocht naar het oorlogsverleden had snel een onverwacht resultaat. Na 20 km stuitte ik in Susteren op een Duits kanon PAK 43. Het ochtendschermer had net ingezet, het was nog te donker om een foto te maken. Ik stond stil bij het geschut. In de verte reed een auto door de nachtelijke straten.
De eerste echte stopplaats was een uur later, bij het fort Eben-Emael. Ik stond voor de ingang. Het was stil en uitgestorven. Het knarsende geluid van mijn voetstappen in het grind weerkaatste tegen de betonnen wand van de bunker. 
 
Logboek
Dag 1. Vertrek 15 juli 1986 om 05.00 uur. Via St. Joost naar Susteren en Maastricht.
Via Eben-Emael naar Luik. Na Chaudfontaine een steile klim naar Beaufays en vervolgens
richting Aywaille en Barvaux. Vandaar naar Marche-en-Famenne en Marloie. Bij Ambly
linksaf naar Forrières voor de eerste overnachting.
Dag 2. Om 10 uur op weg naar St. Hubert. Lange klim voorbij Nassogne door het
Bois St. Michel. Telkens hoop dat de weg voorbij de volgende bocht zou afvlakken, maar
het motorgeluid van de passerende auto's verried dat de klim voorlopig niet voorbij was. Na
de middag aankomst in Bastogne. Camping gezocht, tent opgezet en bij VVV op de markt
informatie gehaald.
Dag 3. Voor de middag museum in de stad bezocht, na de middag museum bij de Mardasson.
Dag 4. Om 7 uur vertrek via Bizory, Magaret en Longvilly richting St. Vith. Vijf kilometer voor
de stad op een camping de tent opgezet. Daarna de stad bezocht.
Dag 5. Om even na 6 uur richting Ligneuville, Baugnez, Malmedy, Stavelot en Trois Ponts.
Vervolgens naar La Gleize en Remouchamps, om via Pepinster en Verviers richting
Limbourgh te rijden en bij Moresnet de grens over te steken. Overnachting in Cotessen.
Dag 6. Op mijn gemak opgestaan en me opgemaakt voor de reis huiswaarts. Tegen de
avond thuis.
 
 
Ik vervolgde mijn reis naar het plateau boven het fort. Een paar minuten later genoot ik van het wijdse uitzicht over het Albertkanaal en het Maasdal. Beneden lag een brug. De zon kwam op aan de horizon. Tijdens de afdaling doorbrak ik de cirkel van mijn vertrouwde wereld. Ik was nu volledig in den vreemde. De huizen, de straten, de omgeving, alles was ouderwets en rommelig, en toch heel vriendelijk.
 
De komende uren zou ik kennismaken met de Ardennen. Het landschap was boeiend en bij tijden verrassend. Ik reed over smalle bochtige wegen, langs kronkelende riviertjes en door kleine dorpen. De beboste heuvels, de grijze rotswanden langs de weg, dit waren de Ardennen zoals ik ze mij had voorgesteld. Ondanks het mooie zonnige zomerweer, proefde ik de sfeer van die besneeuwde decemberdagen in 1944.
 
Ik bracht al met al vijf dagen in de Ardennen door. Ik bezocht Bastogne, de stad die in 1944 geschiedenis had geschreven. Stukgeschoten en omsingeld, ellendig en koud. Ik reed door de heuvels rondom de stad, op zoek naar de verdedigingslinie waar de Amerikanen standhielden tegen de Duitse aanvallen. In Bizory lag een zandgele jerrycan op een zoldertje en in Longvilly vielen mij de kogelinslagen in het hekwerk van de Mariagrot op. Team  Cherry had hier zware verliezen geleden.
 
Een paar dagen later reed ik in St. Vith langs het stukgeschoten viaduct over de hoofdweg. De restanten zijn een paar jaar later opgeruimd. In Ligneuville en Baugnez stond ik stil bij de monumenten die herinneren aan de moord op Amerikaanse krijgsgevangenen. En in La Gleize parkeerde ik mijn fiets naast de Koningstiger op het kleine martkplein. Tegenover de imposante tank lag een cafe. In een zaaltje achter de bar was het museum gevestigd. Ik herinner mij de tientallen uniformjassen, net onder het plafond helemaal rondom langs alle vier de wanden. 
 
Ik was een bijzondere ervaring rijker. Dit was mijn kennismaking met de Ardennen. Een reis die ik nooit zal  vergeten.
 
 
 
Honderd tochten, duizend herinneringen
Na de eerste kennismaking in 1986, maakte ik in 1987 nogmaals een fietstocht. Vanaf 1988 kon ik mij weer een auto veroorloven. Ik was net gestart bij het Landbouwschap, mijn eerste baan. Er volgden ontelbare ritten naar de Ardennen, aanvankelijk alleen, later met Eric. Ruim honderd keer vertrokken we in alle vroegte uit Roermond met de woorden ‘doa goan we weer’. Na al die jaren zijn de details vervaagd, het zijn de bijzondere momenten die mij altijd bij zullen blijven.
 
Zoals de vele keren dat we de Mardasson bezochten en de diaprojectie bekeken, in het midden van de zaal. Op een scherm in de vloer werd de Duitse opmars zichtbaar gemaakt, terwijl rondom foto's werden getoond. Teksten in vier talen vertelden het verhaal. De voorstelling duurde ongeveer 10 minuten en werd gedragen door elektronische klanken en krijgsgeluiden. Ergens in het midden van de voorstelling was er een stilte, het geluid van een uitgeworpen huls vulde de ruimte. De voorstelling eindigde met drie klokslagen, gevolgd door een ratelend geluid van dia's die op hun plaats terugvielen. We bleven zitten totdat de stilte was teruggekeerd.
 
En al die keren dat we over kleine binnenwegen dwaalden, met het bekende fotoboek van Pallud op de schoot, op zoek naar de plekken waar ooit de oorlogsfoto’s waren genomen. Twee ramen met een stenen omlijsting, een opvallende dakhelling, een bocht in de weg, alle details namen we in ons op, aanknopinspunten in onze zoektocht. Om te kunnen staan waar 50 jaar eerder een oorlogsfotograaf had gestaan. Heel wat plekken hebben we teruggevonden. Historische grond.
 
En die keren dat wij, komende uit Houffalize, de afslag naar Cherain misten en omkeerden op de parkeerplaats bij een autogarage, twintig meter verderop aan de linkerkant van de weg. Daar zijn ze weer, moet de garagehouder hebben gedacht. Hetzelfde gebeurde ook bij de afslag naar Vielsalm, komende vanuit St. Vith. Druk in gesprek of verzonken in gedachten misten we steeds weer de afslagen.
 
Of die keer dat we uit nieuwsgierigheid stopten bij een antiekzaak in Theux. Een oude vervallen woning, vergane glorie in een bosrijke omgeving. Voor de deur een rommelige uitstalling van roestige en kapotte voorwerpen, binnen een onoverzichtelijke verzameling van kasten, stoelen en voorwerpen uit vervlogen tijd. En helemaal achterin een tafel met militaria. We tikten er enkele Duitse verbandpakjes op de kop. Later kocht ik er een HJ mes en enkele andere voorwerpen. Een adresje waar we regelmatig terugkeerden. 

En dan die keren dat het tijdens onze rit begon te sneeuwen. Het landschap veranderde in een sprookjesachtige omgeving. Ondanks de kou gaf het aanzicht een warm gevoel. We hebben er mooie foto's gemaakt. Onder meer van de half ondergesneeuwde Panther in Grandmenil. Plaatjes van een vredig verstilde wereld.
 
Maar de sneeuw had ook zijn keerzijde. Meteen na de sneeuwval ontstaan op de wegen in de Ardennen drie sporen. Het middenspoor wordt in beide richtingen gebruikt. Goed te doen, zolang er geen tegenliggers komen. Het was even voorbij het kruispunt 'Harper', we reden richting Clervaux, toen wij werden gedwongen om ons spoor te verlaten. Meteen naast de weg tuimelt het maaiveld een meter of 3 naar beneden. We gleden langs de rand, net niet de diepte in.
 
Of die keer dat we een uitgestorven parkeerterrein opreden, bij een besneeuwd Mardasson. Wielsporen verrieden dat er slechts één auto voor ons was geweest. Aan de rand van het parkeerterrein begon ons voertuig zijwaarts te glijden en raakte een betonnen rand. Het rechter voorwiel was verbogen. We moesten de auto in Bastogne achterlaten. In de telefooncel bij het station belden wij met de verzekering en vervolgens met een goede vriend, die ons tegen de avond kwam ophalen. Wij hebben een paar uur in de kou gestaan. Uitgerekend deze rit had ik twee MG-kistjes weten te bemachtigen, die stilaan erg zwaar begonnen te worden.
 
 
 
En die keer dat we met het fotoboek Pallud onder de arm op een smalle doorgaande weg bij Poteau stonden. In 1944 stond hier een brandende Amerikaanse colonne. Duitsers rukten op door de greppel naast de weg. De propagandacamera had alles nauwkeurig in beeld gebracht. Terwijl wij daar stonden stopte even verderop een auto. Een man van midden dertig stapte uit, hij had hetzelfde fotoboek in de hand. We raakten in gesprek. Hij kwam uit Amerika en was net als wij op zoek naar de plaats van gebeuren.
 
Of die keer dat op een mooie zomerdag ik alleen op pad was en in Nothum een oude man aansprak. Hij toonde mij een Amerikaanse binnenhelm, waarmee hij de kippen voerde. De riempjes waren verdwenen, de rand was gerafeld. Hij was vrijgezel en voerde samen met zijn broer een boerenbedrijf. Hij raadde mij aan om ook even bij het huis aan de overkant aan te kloppen.
 
Ik stak de weg over. Een vriendelijke man reageerde enthousiast op mijn belangstelling voor het oorlogsverleden en duidde mij hem te volgen. We gingen een trap op, naar de achterwoning. In gebrekkig Engels vertelde hij dat hier tijdens de Duitse aanval in 1944 een vrouw lag te baren in de slaapkamer. Een granaatscherf doorboorde de deur van de kamer en doodde de vrouw en het ongeboren kind. In de antieke deur zat een klein rond gat. Een aangrijpend verhaal. Bij het afscheid gaf hij mij een 20 cm lange granaatscherf, gevonden achter het huis.
 
En die keer dat we nabij Remouchamps een panterwiel zagen, gemonteerd tegen een muurtje rondom een terras. We besloten te stoppen en te informeren naar het wiel. De eigenaar bleek een verzamelaar te zijn. We mochten even in een kamertje kijken dat volgestouwd was met Duitse voorwerpen. Beneden in de garage stonden een Kubelwagen en drie Pantherwielen te koop. De Kubel was te duur, maar de wielen heb ik alle drie gekocht. En beproeving voor mijn auto. 

En al die keren dat we startten in Bastogne met een omlet l’ardon, bereid met een dozijn eieren en spekjes. Aan de Place McAuliffe ligt een bakkerszaak, onder het hotel Melba, waar je in Belgische traditie niet alleen brood kopen, maar ook kunt ontbijten. Al snel kreeg dit omelet de naam ‘betonnen vloertje’. Het ontbijt hielp ons door de dag.
 
En dan nog die keren dat we aan het einde van de dag de route richting Remouchamps reden. Vlak voor het dorp, onder het viaduct, ligt een patatkot. Lekkere Belgische frieten met tien verschillende sauzen. Une grand frites avec du sauce Americain. Voor het kot ligt een parkeerplaats met een klein terras, aan het water. Een mooie afsluiting van de dag. 

Honderden tochten hebben duizenden herinneringen opgeleverd. En nog steeds ontdekken we nieuwe dingen en verzamelen we mooie herinneringen.
 
 
 
De Ardennen als een tweede thuis
Het is na al die jaren telkens weer verrassend hoe het landschap bij de grensovergang van Nederland naar België, ten zuiden van Maastricht, volledig verandert. Het groene, zacht glooiende heuvelland verdwijnt van het ene op het andere moment, om plaats te maken voor een industriële omgeving met spoorwegcomplexen, oude fabrieken en stedelijke bebouwing, alles bedekt met een grauwe sluier. De autoweg volgt de Maas. Links tegen de rotsen ligt de stad Visé. Een sierlijk gebouw met een uivormige toren staat pal naast de autoweg. Het is een hele andere wereld.

Ik kom nog vaak in de Ardennen. Soms neem ik de route van de 'fietser van toen'. In de zomer vertrek ik in alle vroegte, de autoraam naar beneden om de ochtendlucht te proeven. En soms rij ik meteen naar Bastogne, het startpunt van veel tochten, en begin de dag met het ontbijt op het Place McAuliffe. De musea heb ik tientallen keren bezocht. Zo nu en dan ontdek ik nog iets nieuws, maar het is vooral thuiskomen. De vitrines, de geluiden, de geur.
 
De Ardennen. In de winter kil en naargeestig, in de zomer warm en zonnig. Ik ken veel wegen, veel plaatsen, veel details. Mijn tweede thuis. Het is geen plaats om te wonen, het is een plaats om te zijn. Voor een dag, misschien wel voor een paar dagen. Een geheimzinnige streek, met zijn heuvels en zijn donkere bossen, zijn kleine dorpjes in diep uitgesneden dalen, zijn kronkelende rivieren en bochtige wegen.
 
De Ardennen, ooit een ijzig slagveld, nu een toeristische streek. En toch is er maar weinig fantasie nodig om de soldaten te zien ploeteren door de kniehoge sneeuw en de tanks te zien manoeuvreren over de kleine bergwegen. Als je heel stil bent hoor je het gebulder in de verte, de doffe explosies en verdwaalde kogels, het ritmisch gefluit van de tankwielen ergens achter de heuvels.
De Ardennen, stil en vredig, en nog lang niet uitverteld.
 
 
 
Vielsalm, een vriendelijk dumpzaakje 
Het was meen ik haar schoonzoon, die in de omgeving op zoek ging naar materiaal. Maar zij runde de winkel. Een kleine vriendelijke vrouw van een jaar of zestig. De winkel lag achter één voordeur met een kapsalon, links de kapperszaak, rechts een dumpzaak. Een betegelde ruimte met schappen en kisten. Tussen de moderne militaire kleding en uitrusting voor kampeerders, lag Amerikaanse uitrusting uit de Tweede Wereldoorlog. Vaak nog in de grootverpakking. 

Zoals de keer dat er een volle kist 'kit gasmask' stond. Of enkele kisten vol blikjes talkpoeder. De inhoud werd per stuk verkocht. De omhullende kist bleek niet te koop, tenzij we alles kochten. Achteraf hadden we dat misschien moeten doen, maar op het moment zelf hadden we er het geld niet voor over. We beperkten ons tot een greep losse voorwerpen. 
Het spannende was dat het allemaal uit de buurt kwam. Evenals de spullen die we later in La Marche aantroffen. Achtergelaten toen de Amerikanen na het Ardennenoffensief verder trokken. De spullen kwamen uit vergeten depots en waren soms nog nagelnieuw. Alleen de sporen en de geur van enkele decennia opslag verried de leeftijd. 

Gedurende zeven jaar zijn we er regelmatig geweest, voor het eerst in 1990 en voor het laatst in het najaar van 1997. De winkel was toen half ontmanteld. De schoonzoon stond achter de toonbank. Misschien hebben we nog naar haar geïnformeerd, ik weet het niet meer. Daarna zijn we er wel nog regelmatig langsgereden, op onze route van Poteau naar Vielsalm. De ruimte was leeg. Alleen wat dozen en wat rommel. Vergane glorie.
 
 
 
  
La Marche, shop Americain in hartje Ardennen
Het zijn de betere dumpzaken, waar niet alles geordend is. Stapels kleding, kisten met materiaal, rekken met van alles en nog wat. De eerste keer dat we er kwamen, het was in 1993, leken we niet welkom. Zodra de deurbel rinkelde, kwam een man van gevorderde leeftijd uit het achterkamertje en zei dat hij net wilde gaan eten. Later begreep hij dat we serieuze klanten waren. Draagtassen materiaal hebben we er weggesleept. 

Hij verkocht vooral Amerikaanse uitrusting en curiosa. De chef stroopte de boerderijen in de omgeving af. Soms vond hij losse voorwerpen, maar soms ook hele voorraden, achtergebleven in vergeten depots na het Ardennenoffensief. Dat maakte een bezoek aan de zaak meer dan de moeite waard.
 
 

De winkel lag in Marloie, even ten zuiden van La Marche. Een Shop Americain, langs de hoofdweg, op de hoek van de weg naar Waha en La Roche. Voor de winkel stond een Amerikaanse halftrack, en net om de hoek een roestige Shermantank, zonder loopwielen en vol kogelinslagen. Daar tussen stonden kisten en lag schroot. De ingang was op de hoek van het pand. 

Een bezoek aan de Shop Americain was het eerste wat we deden als we de Ardennen bezochten. Voordat we de zaak aandeden dronken we een beker koffie in een tankstation in La Marche. Onze eerste stop, na twee uur reizen vanuit Nederland. 's Ochtends om een uur of negen. De chef herkende ons, we waren ‘les collectioneurs Hollandais’. 

Op een dag in het voorjaar van 2000 stond zijn vrouw achter de toonbank. Als gebruikelijk struinden we de rekken af en vroegen aan haar 'combien', hoeveel het moest kosten. Zij wist het niet, maar ik mocht even achter de toonbank en in de achterkamer. Daar lag de chef op een bed, kaal en zwak. Kanker. Hij noemde een bedrag, zoals altijd in francs. We rekenden af en verlieten enigszins bedrukt de zaak. 

De keer nadien was een aantal ruiten stuk. Het pand was verlaten, er was een klein brandje geweest. De halftrack en de tank waren verdwenen. Ook de stapels kisten waren weg. In het gras lagen uitrustingsstukken. Triestheid maakte zich van ons meester. We hebben alles laten liggen, uit respect. Een jaar later was het pand verdwenen, afgebroken. Een grasveldje is alles wat ervan over is.